50 jaar geleden vond het Tweede Vaticaans Concilie plaats. Een historische gebeurtenis van wereldformaat én een spannend verhaal. Zonder het Concilie is de Kerk van gisteren, vandaag en morgen niet te verstaan.
Herbeleef dag na dag het Concilie zoals het 50 jaar geleden gebeurde. Volg de actualiteit op de voet en neem deel aan het debat op Facebook.
Volgconcilie is een initiatief van het Studiecentrum Kerk en Media vzw met medewerking van
We danken volgende organisaties voor hun toestemming om materialen uit hun collecties te gebruiken op VolgConcilie:
We hebben getracht alle rechthebbenden op copyright te bereiken. Mochten er toch illustraties zijn opgenomen zonder voorkennis van rechthebbenden, dan worden zij verzocht contact op te nemen met de uitgever: Studiecentrum Kerk en Media vzw, Halewijnlaan 92, 2050 Antwerpen
Bedankt! We hebben je bericht goed ontvangen.
Een link naar deze pagina is goed verstuurd.
Sorry, deze mogelijkheid is niet langer beschikbaar.
Sorry, deze mogelijkheid is niet langer beschikbaar.
Michel van der PlasPseudoniem van B.G.F Brinkel. Geboren in Den Haag in 1927. Schrijver, dichter, vertaler en journalist. Meer dan 40 jaar lang journalist voor het weekblad Elsevier. Schrijft teksten voor cabaret (oa. Wim Sonneveld en Wim Kan) en biografieën van katholieke kopstukken als Guido Gezelle. Krijgt in 1998 een eredoctoraat van de Katholieke Universiteit van Nijmegen. Michel van der Plas doet als correspondent voor het weekblad Elsevier verslag van de Conciliegebeurtenissen. Hij getuigt over die ervaring: Ik had het gevoel dat de hele kerk ter schole ging. Dat was voor mij de geest van het Concilie. Conciliedagboek30 SEP '64 | Herstel van het diaconaat als zelfstandig ambt in de hiërarchieSnel nu wordt een flink aantal stukjes van de grote puzzel die het Concilie is, dezer dagen in elkaar gepast. Een zeer belangrijke uitspraak heeft de vergadering vandaag gedaan over het herstel van het diaconaat als zelfstandig ambt in de hiërarchie. Meer dan tweederde van de Vaders sprak zich ervoor uit en antwoordde meteen positief op de vragen of de bisschoppenconferenties ter plaatse zelf de opportuniteit van zielzorg door diakens kunnen bepalen en of ‘gehuwde mannen van rijpe leeftijd’ tot het ambt toegelaten kunnen worden. 30 SEP '64 | Men pleitte om Joden expliciet vrij te spreken van schuldHet debat over de Concilieverklaring met betrekking tot de Joden is na twee dagen afgesloten. Overheersend was het verlangen van de vaders naar een zo duidelijk mogelijke tekst; men pleitte voor een herstel van de oorspronkelijke redactie, waarin de Joden expliciet worden vrijgesproken van collectieve schuld aan de Godsmoord. ‘Die eerste versie,’ aldus Mgr. Heenan, ‘is over heel de wereld verspreid en bekend geworden. Als de passage er nu uitgehaald wordt denkt de wereld dat het Concilie na een jaar beraad de Joden toch veroordeelt.’ Even beslist heeft de meerderheid der sprekers zich gekeerd tegen iedere zinspeling in de Declaratio over een ‘bekering’ van het Joodse volk. ‘De Oecumenische beweging,’ zei Mgr. Heenan terecht, ‘streeft niet naar bekeringen over en weer.’ 26 SEP '64 | Kwestie van Godsmoord niet meer expliciet gesteld en beantwoordDe vertegenwoordiger van The American Jewish Committee is, aan de vooravond van het debat over de Concilieverklaring ten aanzien van de niet-christelijke godsdiensten en in het bijzonder de Joden, een teleurgesteld man. Hij heeft hier in Rome, behalve bij de Amerikaanse bisschoppen, weinig begrip gevonden voor het feit dat de Declaratio ook het begin vormt van een dialoog tussen de katholieke kerk en het Jodendom en weinig diep schuldbesef over de Jodenvervolgingen door de eeuwen heen. Men buigt zich over de nieuwe tekst van de verklaring, ziet de opmerkelijke verschillen met het ontwerp dat in het late najaar van 1963 op tafel lag en moet de bezorgdheid van The Jewish Committee delen. Want terwijl in de oude tekst de verantwoordelijkheid voor de dood van Christus werd toegeschreven aan heel het zondige mensengeslacht en uitdrukkelijke gesteld werd dat ‘het aandeel in de kruisiging door de Joodse leiders niet de schuld van alle mensen uitsluit’ wordt de kwestie van de Deicide, de Godsmoord, in het nieuwe ontwerp niet meer expliciet gesteld en beantwoord. Weliswaar roept men allen die onderwijs geven en preken op, de Joden niet langer voor te stellen als een voor de Godsmoord collectief verantwoordelijk en deswege vervolgd volk, maar de basis voor deze oproep ontbreekt. En daarmee zou dit Concilie A.D. 1964 niet eens en voor al afrekenen met een in katholieke kringen nog altijd hardnekkig voortlevende notie van schuld bij het Joodse volk. Hier en nu is de kans een nieuw geslacht op te voeden, komende generaties te bewaren voor pernicieuze misvattingen, die toch eigenlijk het begin van het antisemitisme hebben gevormd. Nog steeds leren kleine kinderen (kleuters nog) dat ‘de Joden Jezus aan het kruis hebben geslagen’, - en de huidige tekst van de Concilieverklaring spreekt zich niet plechtig en ondubbelzinnig over deze generaliserende kwalijke stelling uit. 23 SEP '64 | In haar verleden is de Kerk vaak intolerant geweestEn intussen is alweer een volgend belangwekkend debat begonnen: over de vrijheid van godsdienst. Het zal zelden herhaald worden dat, zoals vandaag, in één vergadering negen kardinalen spreken; van hen kreeg kardinaal Cushing een haast ovationeel applaus. Moeilijk verstaanbaar kwam zijn geknauwde Latijn eruit. Maar de vergadering wist tevoren al wat hij over de zaak zou zeggen en juichte behalve voor de interventie zelf vooral ook voor de outsider in het college der kardinalen, die zijn bezwaren tegen de vergadertechniek (en -tactiek) voor één week had overwonnen en van Boston naar Rome gekomen was voor deze en nog één volgende speech. Hij en de andere grote voorstanders van de Declaratie over Godsdienstvrijheid hebben duidelijk gesteld dat het beginsel van de godsdienstvrijheid de basis vormt van ieder gesprek dat de Kerk met ‘de anderen’ wil voeren, zowel met de christenen van andere kerken als met ‘de wereld’. Het recht op vrijheid van onderzoek dient erkend te worden voordat men de noodzakelijke dialoog kan beginnen. Maar het debat van deze en de komende dagen is vooral ook van belang voor de interne verhoudingen binnen de Kerk. In haar verleden is de Kerk vaak ook intolerant geweest ten opzichte van haar eigen kinderen, heeft zij ten opzichte van velen van hen een tirannie gevoerd, met nam waar het intellectuelen en profetische vernieuwers van het geestelijk leven betrof. Ook de binnenkerkelijke dialoog op basis van de vrijheid van de kinderen Gods is in het geding. 15 SEP '64 | Geprikkelde stemming over het herziene reglementDe eerste vergadering van deze sessie, de 80e in totaal zit er weer op, - en om kwart voor één komen de vaders puffend van de warmte en voor een aanzienlijk deel in een wat geprikkelde stemming, naar buiten. Ze zijn dan ook van voor in de aula, als door strenge meesters, flink toegesproken: het herziene reglement, dat de spreekmogelijkheden drastisch inperkt, zal streng toegepast worden, ook de kardinalen moeten hun interventies vijf dagen tevoren indienen (vaarwel improvisatie en impromptu?), het geheim moet weer streng geheim worden, interviews worden ontraden, de periti hebben een extra monitum op hun hoofd, en de bars in de Sint Pieter gaan voortaan pas om 11 uur open (dan is het ook wel aansluiten in rijen van 20). Ontdek meer: Nieuw Conciliereglement belooft hoger werkritme 14 SEP '64 | Een Paus die vreest voor de aantasting van zijn prerogatievenHet was, toen de Paus vanmorgen op de sedia gestatoria de Sint Pieter werd binnengedragen, alsof er een gespannen, wat nerveuze stilte hing. (…) Nog benauwder warm leek het in de aula te worden tijdens de rede van de Paus, die in opvallende tegenstelling stond tot die ter opening van de vorige sessie. Toen een inspirerende homilie, die het Concilie waardevolle perspectieven bood, nu een sterk juridisch getinte verhandeling over de verhouding tussen het gezag van de Paus en dat van de bisschoppen, en dat terwijl dit onderwerp in deze sessie niet meer in uitvoerige algemene discussie lijkt te worden gebracht – er wordt over de desbetreffende tekst immers alleen nog, zij het definitief, gestemd? Terwijl paus Paulus zei het episcopaat te willen verheerlijken, leek hij – zeggen vooraanstaande theologen – eerder het primaatschap te definiëren. Opvallend sterk werd er in zijn rede van boven naar beneden gedacht, terwijl iedere gedachte aan de Kerk, begrepen als het volk Gods, ontbrak. En zo scheen de verheerlijking van het bisschopsambt er een door een Paus die vreest voor de aantasting van zijn prerogatieven; eventuele consequenties van de herwaardering van het bisschopsambt werden niet genoemd. Of moest men daarover iets lezen in deze ene zin: ‘wij wensen dat u ons altijd nabij zijt’? In de benadrukking van het centrale gezag misten de bisschoppen echter de vermelding van hun eigen deelneming daaraan. En de gevolgen van deze rede? De belangrijkste vraag luidt vanavond: kan de Concilieminderheid, steunend op de gezagstheologie van de Romeinse school, met deze tekst in de hand nu niet weer een discussie wensen over het derde hoofdstuk van het Kerkschema, dat handelt over de bisschoppen? Ontdek meer: 3e zittijd van het Concilie plechtig geopend 30 JUL '64 | Na-Conciliaire tijd zal de zwaarste zijn voor paus Paulus VIOp 30 juni 1963 werd Giovanni Battista Montini gekroond als Paus van de katholieke kerk. Als Paulus VI heeft hij nu een jaar geregeerd. Zo diep is echter is heel de wereld onder de indruk geraakt van de persoon van zijn voorganger, dat nu nog altijd velen, katholieken en niet-katholieken, geneigd zijn om, Paulus VI afwegend tegen Joannes XXIII, met betrekking tot de eerste te spreken van een onduidelijke figuur. Zij vragen zich af welk beleid deze nieuwe Paus nu eigenlijk met volle overtuiging en ‘op eigen kracht’ zou wensen te voeren. Zij herinneren eraan dat Joannes XXIII er in bijzonder korte tijd in slaagde het stempel van zijn persoonlijkheid te drukken op het centrale bestuur van de rooms-katholieke kerk, en wijzen op de haast revolutionair lijkende aankondiging van het Tweede Vaticaanse Concilie, nauwelijks drie maanden nadat hij tot Opperherder was gekozen. (….) Alles in de rooms-katholieke kerk lijkt in soms stormachtige ontwikkeling. Het Concilie heeft een proces van intens nieuw onderzoek op gang gebracht dat niet meer te stuiten is. Paus Paulus zelf wekt de indruk een proces van diepgaande ontwikkeling door te maken. Tijdelijke onzekerheid bij grote groepen gelovigen is een gevolg dat heilzaam genoemd kan worden, totdat te veel vragen zouden zijn opgeroepen om de antwoorden nog verstaanbaar te maken. Geen integralistische reactie zou uiteindelijk het verloren evenwicht tussen voorhoede en achterhoede kunnen herstellen; wel, veeleer, het met vaste hand regeren en reguleren in de toepassing der nieuwe inzichten. De na-Conciliaire tijd zal de zwaarste zijn voor paus Paulus VI. Paus Joannes zette de deuren en ramen van de Kerk wijd open in zijn (en haast aller) verlangen naar ‘frisse lucht’. Paus Paulus zal er geen sluiten. Maar hij zal tot taak hebben binnenshuis de goede circulatie van de frisse lucht te regelen. Men zal daarbij op zijn gereserveerdheid, zijn voorzichtigheid en zijn diplomatie kunnen rekenen. Maar men zal evenzeer mogen hopen op blijvende bevordering van naast elkaar staande scholen en op een blijvende aanmoediging aan de verder denkende en verder profeterende voorhoede, al zal hij waarschuwen tegen avonturen die hem in tegenspraak lijken met de deugd van wijze voorzichtigheid. Terug naar de mens, Giovanni Battista Montini die dagelijks de last van zijn bovenmenselijke taak moet voelen, daar boven achter de ramen van het Vaticaans paleis aan zijn bureau, maar ook in talloze en eindeloze godsdienstige plechtigheden, de audiënties. De mens, die men dreigt te vergeten in de regent, de diplomaat, de herder. De mens: een studiosus die een sober kloosterleven leidt en met zijn allernaast omgeving als in een kleine communiteit strenge moniale regels onderhoudt; die nauwelijks smaak schijnt te hebben in de goede tafel; zelden of nooit wandelt in de schitterende Vaticaanse tuinen. De mens ook die pas bij persoonlijke, intieme ontmoetingen ten volle verraadt welk een warmte en hartelijkheid en goedheid er schuilgaan achter de koele lijnen van zijn gezicht, de strenge contouren van zijn gestalte, de strakke opvluchten van zijn armen en handen. Die mens ontmoet men opeens, als in een schok, in een passage bij een van zijn scherpste en scherpzinnigste critici, Carlo Falconi. In diens nieuwe, overigens teleurstellende boek ‘Pope John and his Council’ verhaalt deze ex-priester hoe hij, de voormalige vertrouweling van menig Vaticaans prelaat, vlak na zijn breuk met de Kerk, op Kerstavond 1950 eenzaam thuis zat op een kleine kamer in de buurt van de Piazza di Spagna, en hoe zich onverwacht ‘de welhaast mythische eminence grise van het Vaticaan’ Mgr. Montini bij hem aandiende en bij hem zat, ‘stijf en in de war op de kleine LouisXVI-divan’. Hij kwam aan, zei hij, om dat hij wist dat Falconi alleen was op Kerstavond, wanneer eenzaamheid toch al moeilijk te dragen is. Over Falconi’s stap wilde hij geen oordeel uitspreken; ‘we konden er, als ik dat wou, later wel eens over spreken. Nu moest hij helaas meteen weer weg: ik zou me wel kunnen voorstellen hoeveel er op dit uur in het Vaticaan te doen was? Falconi vertelt dit met een onsympathiek aandoende ironie, naar eigen woorden ‘half ontroerd en half geïrriteerd’ bij de herinnering aan het voorval. Misschien zal paus Paulus wel dikwijls ‘half ontroeren’ en half irriteren’. Maar wat hier boeit, is toch in de eerste plaats het korte bezoek zelf: de goede wil, de zelfopoffering, het op zoek gaan. Daar zit hij dan, hij heeft weinig tijd, hij zegt weinig, hij luistert. Maar hij oordeelt niet. God heeft meer tijd dan hij, schijnt hij te denken. Misschien hoopt hij alleen dat God even door zijn smalle gestalte heen wil schijnen. Nu Giovanni Battista Montini Paus is wordt er meer van hem verwacht dan komen, beschikbaar zijn en luisteren. Hij zal aan het hoofd van een wereldkerk voortdurend moeten handelen en spreken. En hij doet dat ook, zij het dan ook na lange debatten, en soms als na een gevecht met de engel. Maar iets in hem zal altijd zo blijven als de frêle monseigneur op de divan, de aarzelende, verlegen figuur (die dan toch maar gekomen is), die niet meteen het verlossende antwoord weet, want er nog niet over uit, nog niet mee klaar is. Dat is het waarschijnlijk wat hem juist zo sympathiek maakt; wat, naast respect, eerbied, bewondering, toch ook vermag liefde te wekken, de liefde van gelovigen die in een tijd van onzekerheden geestelijk hebben leren lijden. De liefde voor een die gelouterd wordt. 10 DEC '63 | Verrassing die ochtend van de 4e december in de Sint-PieterVeel had men zich voorgesteld van de rede van paus Paulus, welke de tweede zittingsperiode van het Concilie zou afsluiten. Maar de gedachten waren veeleer uitgegaan naar een min of meer opzienbarende regeling ter bevordering van de Conciliewerkzaamheden zelf, dan naar een aankondiging als die van een pelgrimstocht naar het H. Land. (..) Op het ogenlik dat paus Paulus bekendmaakte spoedig naar de Heilige Plaatsen in het Nabije Oosten te willen pelgrimeren werden de verschillende aspecten van het Concilie zelf naar de achtergrond gedrongen.(..) Terug naar de bronZijn plan is eigenlijk heel natuurlijk: wat ligt er meer voor de hand, in deze tijd van herbezinning op de oorsprong van de Kerk, de oerkerk, dan dat de opvolger van Petrus – nooit bezocht een paus eerder Palestina – zich wendt naar de plaats waar de apostelen geroepen werden en hun zending ontvingen? Terug naar de bron: voor deze Paus, christocentrisch in al zijn woorden, is het nauwelijks verwonderlijk dat hij pelgrimeert naar de grond, ooit door Christus’ voeten gedrukt – Christus, de bestaansreden, de naamgever, de heiliger, de vervolmaker van het dwalende volk Gods dat de Kerk belijdt te zijn. Maar er is meer dat paus Paulus’ voornemen van een diepe zin maakt. Hij gaat als een man van vrede naar een heftig omstreden gebied. Nu, helaas, de Kerkvergadering nog niet is kunnen komen tot de behandeling van een stuk dat de houding van de katholiek kerk tot het uitverkoren volk van de Joden wil bepalen, zal paus Paulus misschien trachten een atmosfeer van verzoening te scheppen die een zodanige verklaring straks ten volle welkom maakt, ook bij hen die er nu nog om politieke redenen van zouden willen afzien. En bovendien kan men zich voorstellen dat het gebaar van de Paus vooral ook als een royale tegemoetkoming zal worden opgevat aan het verlangen van de voormannen der Orthodoxe Kerken dat de primaat van de katholieke kerk hen (de eerste grote stap zettend) half weg ontmoet op de lange weg van Rome tot Constantinopel; het is dan ook van groot belang dat patriarch Athenagoras de Paus in Jeruzalem zal ontmoeten, aan de vooravond van het grootste feest der christenen: de (op 6 januari te vieren) Openbaring van de Heer, de bekendmaking van Zichzelf aan alle volkeren der aarde. ‘Sta op, wordt verlicht, Jeruzalem,’ zingt de liturgie van die dag. Eerder een meditatieve dan een explosieve zittijdEn terwijl zij die al jaren droomden van een reizende, d.i. Rome verlatende, d.i. zich tot de wereld wendende opperherder, dezer dagen wellicht het oude visioen weer zien van een Paus op bezoek in Afrika, Zuid-Amerika, Oceanië, Azië, maakt de waarnemer op het Concilie, terugkerend tot de onbarmhartiger werkelijkheid, de balans op van tien weken Vaticanum II, toegevoegd aan de nog jonge geschiedenis van deze kerkvergadering van de twintigste eeuw. Het was dit najaar een minder spectaculaire fase, eerder een meditatieve dan een (zoals de eerste periode) explosieve. Een tijd van intense zelfbezinning voor de katholieke kerk, bezinning die in de eerste weken eigenlijk nauwelijks recht gedaan kon worden door degenen die haar met de pen trachten te vertalen. Er valt van te zeggen dat in de onderstroom van de debatten een duidelijker hervormingsgezindheid onder de vaders kenbaar is geworden dan in de vrij stormachtige, maar nogal onsamenhangende eerste zittingsperiode. De Kerk is sterker verlangend naar hervorming gebleken dan menselijkerwijze verwacht kon worden. Sterker bleek het verlangen de geest en de verschijnselen af te leggen van triomfalisme, macht, wereldvreemdheid en daartegenover meer de geest te verwerven van armoe, onthechting, dienstbaarheid, nederigheid ten opzichte van de gescheiden christenen, bereidheid tot de dialoog intern en extern. (..) Bezorgdheid om de uiteindelijke resultaten van het ConcilieWie zijn oor in de Sint Pieter zelf te luisteren legde werd verrast door de vrij radicale hervormingsgezindheid – ‘de aula is goed,’ constateerde een Nederlandse bisschop die de stemming zocht weer te geven -, maar wie voor ogen hield hoe moeizaam de teksten die deze gezindheid gestalte moeten geven, tot stand kwamen en komen, en hoe weinig van de geest der vergadering erin gestalte dreigt te krijgen, begrijpt het opeens niet meer – tenzij hij dieper doordringt in de achtergronden. En dan kan hij niet anders dan bezorgd zijn om de uiteindelijke resultaten van het Concilie. De bezorgdheid is er niet vanwege het feit dat dit Concilie zijn oppositie tegen ingrijpende vernieuwingen kent. De oppositie is zelfs providentieel te noemen in deze zin, dat door de tegenargumenten de meerderheid gedwongen wordt haar standpunt zo scherp en helder mogelijk te bepalen. In menig geval bleek er in eerste instantie een tegenspreker (meestal kardinaal Ruffini) nodig om de voorstanders van een bepaald ontwerp een lange rij goed gefundeerde argumenten te doen formuleren, of soms, zelfs, om de vaders der zgn. open vleugel in gemeenzaam overleg samen te brengen. De moeilijkheden begonnen pas in een later stadium, wanneer de vaders van de gesloten, behoudende richting hun opponenten als bezwerend het gevaarlijke van hun standpunt onder ogen trachtten te brengen; dan bleek de meerderheid vaak van aanzienlijk minder zelfvertrouwen bezield dan de anti-reformisten. Zal ditmaal de stem der leken gehoord worden?Met een zekere bezorgdheid is men intussen de nieuwe interimfase ingegaan. Intensief werk wordt gevraagd van de Conciliecommissies. Met spanning wacht men af hoe zij de overheersende geest der vaders recht zullen doen in de nieuw te redigeren schemata, en of de nieuwe samenstelling der commissies een andere, democratischer, vergadertechniek aldaar mogelijk zal maken. Ook van de bisschoppen thuis mag men ditmaal een constanter, waakzamer aandacht voor het lot van het Concilie verwachten dan in de eerste interimperiode. En het blijft te hopen dat ditmaal de stem der leken in de bezinning thuis verwelkomd, gehoord zal worden; is hier en daar het contact al niet zodanig verminderd dat van een kortsluiting tussen Concilie en kerkvolk kan worden gesproken? Als men het verslag van de Osservatore Romano moet geloven, heeft paus Paulus op 29 november jl., toen hij de twaalf leken-waarnemers bij het Concilie in particuliere audiëntie ontving, hun dank gebracht voor hun zwijgen in de aula en een scherp onderscheid gemaakt tussen het onderwijzende en het luisterende deel van de Kerk. Pas buiten het Concilie, zou de paus gezegd hebben, worden de luisteraars (auditores) de sprekers (locutores). Het is waar dat in de aula zelf de stem der leken-gelovigen niet direct klinkt. Maar het is evenzeer waar dat de bisschoppen aldaar toch de echo zijn van hun stem. En het vermogen om echo te zijn veronderstelt een volledige kennis van de stem. Mag men in de tussenfase niet op een hartelijker en intenser luisteren van de Concilievaders hopen naar de verwachtingen en verlangens van de ‘spraakmakende gemeente’? Van de volgende zittingsperiode verwacht het kerkvolk – vol begrip voor de noodzaak van de in de afgelopen maanden geconstateerde studie en bezinning – concrete resultaten. 30 NOV '63 | Gevoel van teleurstelling om de onbuigzaamheid der curialenMenige bisschop mijmert na over de samenstelling van de commissies. De voorzitters blijven curiekardinalen, met aan hun rechterhand gelijk gezinde secretarissen. In de Theologische commissie doet de samenstelling van enkele zeer belangrijke subcommissies (die van de collegialiteit van de bisschoppen wordt voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Romeinse school Mgr. Parente, bij voorbeeld) het ergste vrezen voor de uiteindelijke redactie. Hoewel bij de stemmingen de open commissieleden het steeds duidelijk winnen, vordert het werk toch nagenoeg niet door de vergadertechniek die de top der commissie hanteert. Openlijk wordt gesproken van een afmattingsslag. ‘Waarom hebben we er vijf nieuwe leden bij gekregen?’, vraagt een sceptisch commissielid; ‘had de Paus er maar vijf ontslagen,’ – en ieder weet welke wens hier vader van de gedachte is. Anderen zien als uiterste middel, bij voortduring van de huidige vertragingstactiek, het aanbieden van ontslag door de hervormingsgezinde commissieleden. Hoe dan ook, dat er in de commissie gestemd kan worden over een tekst die letterlijk uit ‘Pacem in terris’ stamt, alleen daar de voorzitter opmerkt dat ook de communisten zich daarop beroepen, is voor de waarnemer genoeg om de leiding met een korreltje zout te nemen …. Nog voor het tijd is om de balans op te maken van deze zittingsperiode, is het wel al zeker dat hij minder triomfantelijk eindigt dan die van vorig jaar. Toen overheerste het gevoel dat de periferie van de wereldkerk de harde kern van het curiale centrum het heft, althans het initiatief, uit handen had genomen; nu prefereert bij dezelfde periferie een gevoel van frustratie. De overwinning, of wat daarop leek, is geredresseerd, de kern is hard gebleken, heeft zich niet alleen niet gewonnen gegeven, maar bleek zelfs nog in staat tot zodanige veerkracht, dat de vaders-van-verre ongerust naar huis gaan. Zorg is er om de interimperiode: de vertegenwoordigers van de Romeinse bureaus houden de touwtjes in handen, straks (aldus de vaders) zullen zij de Paus weer trachten in te kapselen, en het Concilie zal er niet zijn om voor het tegenwicht te zorgen. Een gevoel van frustratie, maar ook van teleurstelling om de onbuigzaamheid der curialen. Een Indiaas spreekwoord zegt: ‘Grote geest, geef dat ik op mijn buurman geen kritiek lever zonder dat ik eerst een mijl in zijn mocassins gelopen heb.’ Wij hebben het gedaan, zegt de meerderheid, en al meer dan een mijl; wilden zij onze schoenen maar eens aanpassen. Wat het meest heeft gehinderd is de onwil der anderen. Al eerder hebben de vingers van vele vaders verwijtend gewezen naar bepaalde personen in de leidinggevende organen van de kerkvergadering, in het bijzonder ook naar de secretaris-generaal. Er heeft zich iets meer dan een incidenteel misnoegen moeten ontladen, toen jl. maandag een concilievader, die zich voor de ingang van de aula een aanbevelingspapier (het manifest tegen het schema over de Communicatiemiddelen) uit zijn handen zag gerukt door de Secretaris-generaal, een Vaticaanse politieman verzocht tegen deze een proces-verbaal op te maken. [Zie: Ultiem verzet tegen schema over de sociale communicatiemiddelen] De ogen der vaderen zijn, in dat algemeen gevoel van teleurstelling om de weinige vorderingen en de dreigende verdere afremming der werkzaamheden, dan ook vol verwachting gericht op de Paus. Van hem verwachten zij op de laatste dag, 4 december, straffe richtlijnen, die de vrijheid van de kerkvergadering garanderen, mede door een gestreng toezicht in de komende negen maanden. 29 NOV '63 | Nieuwgekozenen behoren tot hervormingsgezinde vleugel der vadersEen zeer belangrijke dag voor het Concilie. Op de eerste plaats werd de uitslag bekendgemaakt van de verkiezingen der leden welke de verschillende commissies moeten aanvullen, enerzijds om deze een getrouwer weerspiegeling te doen zijn van de gevoelens der vergadering, anderzijds om ze in de komende interimperiode, met zijn vele en veelsoortige eisen, beter te doen functioneren. Welnu, de 43 nieuwgekozenen behoren voor honderd procent tot de hervormingsgezinde, ‘open’ vleugel der vaders. De vergadering heeft geen twijfel laten bestaan aan haar vastbeslotenheid om, waar zij de kans krijgt, het werk in de progressieve richting te bevorderen. Onder de 43 bevond zich slechts één Italiaan; de vaders hebben haast demonstratief de onevenredig grote vertegenwoordiging der Italianen in de commissies willen corrigeren en tegelijk hun kritiek tot uitdrukking gebracht op de afremmende, negatieve houding van veruit de meeste Italiaanse bisschoppen op het Concilie tot nu toe. Met de verkiezing van de bisschop van Roermond, Mgr. Moors, in de commissie voor de Sacramenten, heeft nu ook de zevende Nederlandse residerende bisschop zitting gekregen in een officieel Concilielichaam. Meer weten: Commissies moeten beter werken en worden verruimd 27 NOV '63 | Amerikanen komen naar Concilie voor vrijheid van godsdienstVerwondering onder de vaders dat, nu de besprekingen over de eerste drie hoofdstukken van het schema ‘Over het oecumenisme’ zo goed vorderen, hun nog steeds niet de vraag is voorgelegd of zij ook de belangrijke en omstreden stukken met betrekking tot de Joden en de godsdienstvrijheid nader in de Concilieaula wensen te bespreken. Wil het moderamen, daar tegen de behandeling van die stukken in het momenteel voorhanden verband nogal krachtige bezwaren zijn geuit, de laatste week van het Concilie (die heden ingaat) liever zo vredig mogelijk laten eindigen? Men mag verwachten dat vooral het Amerikaanse episcopaat tegen een dergelijke tactiek grondige bezwaren in zou brengen, aangezien het onderwerp van de vrijheid van godsdienst (en van godsdienstuitoefening) voor de Amerikanen als het ware de stof is waarvoor zij naar het Concilie zijn gekomen en met een decreet waarover zij straks thuis hopen te komen. En bovendien kan men zich niet voorstellen dat kardinaal Bea – de grote promotor van deze twee hoofdstukken – uit zichzelf een dergelijk offer zou willen brengen. 26 NOV '63 | Hoog tijd voor een echte dialoog onder bisschoppenVuurwerk vandaag in de aula: de zeer vrijmoedige interventie van de jonge wijbisschop van San Antonio, in Texas, Mgr. Leven. Zijn rede leek een requisitoir tegen de gesloten groep traditionalistische vaders uit Italië en Spanje, voor wie bijkans iedere vernieuwingsactie in de Kerk ongeveer gelijk staat met ketterij. Als zodanig kreeg zij de luide bijval van de grote meerderheid van de vergadering, voor wie de ‘holier than thou’-houding der integralisten een tergende is geworden, die bovendien veel hervormingen dreigt te frustreren. Er wordt hier, zei de bisschop min of meer verbeten, zoveel moois over de dialoog met onze gescheiden broeders gezegd; wordt het ook niet hoog tijd voor een echte dialoog onder ons bisschoppen? Maar velen van hen kunnen niet dialogeren: zij hebben maar een Bijbeltekst bij de hand, nl. ‘Gij zijt Petrus’, die zij steeds prediken, ons verwijtend dat wij onverschillig tegenover de Paus zouden staan of minder trouw zouden zijn. Het is haast onnodig te zeggen dat van een dergelijke interventie in het officiële persverslag van het Concilie nog altijd geen weergave wordt gegeven die haar ook maar in de verte recht doet. Al is er op het gebied van de Concilievoorlichting veel verbeterd, de communiqués zijn er nog niet onpartijdig door geworden. En misschien mag ook nog eens terloops vermeld worden dat enkele hoogst eenvoudige wensen van de verslaggevers bij de kerkvergadering ondanks allerlei stappen nog steeds niet ingewilligd zijn, - waaronder (maar laat ons er maar om lachen) het verlangen naar tien meer stoelen in de perszaal, tien meer asbakken en een simpele koffiebar. 21 NOV '63 | Dit zijn grote dagen voor het Tweede Vaticaans ConcilieDit zijn grote dagen voor het Tweede Vaticaans Concilie. Na vier vergaderingen is de houding onder de vaders ten aanzien van het schema ‘Over het oecumenisme’ er overduidelijk een van blijde instemming met de algemene strekking. Vanochtend uitten zij die gezindheid ook feitelijk in een stemming, waarbij de eerste drie hoofdstukken als basis voor verdere bespreking werden aanvaard. Reserves bestonden en bestaan nog in vrij brede kring over de vraag of de hoofdstukken over de verhouding van de Kerk t.o.v. de Joden en over de vrijheid van godsdienst in het schema zouden moeten worden opgenomen of als aparte verklaringen behandeld zouden moeten worden. De meerderheid wenst geen reserve te maken over de vraag of deze gedeelten geëigende Conciliestof vormden, - zij zal straks ook de inhoud daarvan beamen. Zij heeft wel doorzien dat de indiening der stukken op dit moment en in dit verband vooral een zeer tactische zet van het Secretariaat is geweest. Dit Secretariaat had immers de laatste twee jaren van de zijde van sommige prelaten van de ‘Romeinse school’ al zoveel tegenwerking in allerlei vorm ondervonden, dat het de twee ‘heisse Eisen’ in kwestie niet liever nog langer achterhield, - met het reële gevaar dat ze voorgoed onder tafel zouden raken. Van de laatste debatten heeft men wel als diepste impressie overgehouden de door sommige vaders met nadruk gesteld overtuiging dat de grondige interne vernieuwing van de katholieke kerk vooraf zal moeten gaan aan grootscheepse pogingen tot het bereiken van de eenheid met de andere christelijke kerken. Eerst dient zij historische tekortkomingen te erkennen en tegelijk te belijden dat vele van haar leden de waarheid lange tijd te statisch en te passief hebben opgevat en doorgegeven; de levende waarheid dient steeds weer heroverd te worden; de Kerk is op pelgrimage naar de volle waarheid. Nooit tevoren in dit Concilie hebben de vaders, geloof ik, zo sterk de alles vernieuwende aanwezigheid van de Geest Gods (stormwind, vuur, spraakmakende bevrijding) gevoeld. 20 NOV '63 | Door de doop al één, maar door het geloof nog gescheidenOok vandaag veel zeer belangwekkende interventies. Het is moeilijk een keuze te doen. Namens het Zwitserse episcopaat (het was gisteren door paus Paulus in audiëntie ontvangen) sprak Mgr. Jelmini. ‘Niet alleen de conversio cordis, een omkering des harten is vereist voor het herstel van de eenheid, ook een verandering van de menselijke structuur van de Kerk.’ En: ‘Het is niet genoeg te spreken over de vrijheid van geweten, men zal het ook over de vrijheid der geloofsgemeenschappen moeten doen.’ Of (namens het Engelse episcopaat) Mgr. Heenan van Westminster: ‘Wij, die door de doop al een zijn, maar door het geloof nog gescheiden, zullen samen moeten komen in liefde. Laat het Concilie echter aanbevelen dat de oecumenische dialoog plaatsvindt in het land zelf waar de dialogerenden leven.’ Voor een incident zorgde de curiekardinaal Bacci, de bekende grote Latinist, wiens zorg voor het zuiver gebruik van het Latijn alle andere zorgen van het Concilie verre te boven lijkt te gaan. Hij zou op 30 oktober jl. vóór de stemming over de vijf vragen, ondanks een uitdrukkelijk verzoek aan de moderatoren, niet hebben mogen spreken, en hij had nog wel willen zeggen dat ‘ius primatiale’ minder goed Latijn was dan ‘ius primatus’. Toen kardinaal Agagianian de Latinist antwoordde dat het moderamen de tekst indertijd duidelijk genoeg had gevonden, barstte in de vergadering een bevrijdend applaus los. 19 NOV '63 | De oecumenische beweging is de grote genade van onze tijdDe zeventigste Concilievergadering vandaag. Indrukwekkende inleidingen over hoofdstuk 4 (de verhouding van de Katholieke Kerk tot de Joden) door kardinaal Bea en over hoofdstuk 5 (de vrijheid van godsdienst) door Mgr. De Smedt. ‘Niet alleen op ons verlangen’, aldus de kardinaal, ‘is het stuk opgesteld, maar in eerste instantie volgens de uitdrukkelijke wens van paus Johannes. Het wil een zuiver religieus document zijn, handelend over het uitverkoren volk van God, waaruit Christus is voortgekomen en waaruit de Kerk is gesticht. In de Kerk wordt het rijk Gods voleind, maar Israël was uitverkoren als instrument voor haar stichting. Onze houding zal dus vooreerst op dankbaarheid moeten stoelen. Vastgesteld dient te worden dat het anti-semitisme niet geïnspireerd kan zijn door de leer van de Kerk, zomin als het anti-semitisme een basis kan vinden in het evangelie. Wij dienen een act van liefde te stellen. De vergevende liefde van Christus aan het kruis moet de Kerk ten voorbeeld zijn.’ Was de bijval voor de bejaarde kardinaal er een die zijn oorsprong vond in een diepe ontroering, donderend mocht het applaus heten voor de rede van Mgr. De Smedt. ‘De grote vraag die wij ons moeten stellen,’ zei de bisschop van Brugge, ‘is hoe de katholieken zich, in welke mate ook, tot de niet-katholieken moeten verhouden. Een eerste eis is dat zij zich dienen te onthouden van iedere dwang, daar de geloofsact een bovennatuurlijke gave is van God. Een tweede is dat allen die eerlijk hun geweten volgen het recht hebben vrije uitoefening van het geweten te eisen. Een allerhoogst onrecht wordt bedreven wanneer men iemand de vrijheid van geweten ontzegt. Maar er is een derde eis: de vrijheid van godsdienstuitoefening. De mens zelf,’ aldus Mgr. De Smedt, ‘staat op het spel.’ De reacties op het schema – men behandelt het nog als basis van bespreking – waren deze morgen zeer positief. ‘De oecumenische beweging,’ aldus Mgr. Elchinger, ‘is de grote genade van onze tijd; laten wij er ons waardig aan betonen.’ En (kardinaal Rugambwa): ‘Het voortduren van de scheiding in de christenheid is als de moderne erfzonde.’ Het leek alsof vandaag de vaders elkaar wilden overtreffen in verzoeningsgezindheid. 21 JUN '63 | En het is kardinaal MontiniAls kardinaal Ottaviani de voornaam Giovanni Battista heeft gezegd begint de menigte op het Sint Pietersplein al te juicen. “Ze weten het al,” hoort men de eerste kardinaal-diaken, op het balkon, in de microfoon zeggen. En hij noemt zich Paulus VI. Een naam als een programma. Als hij even later zelf verschijnt voor zijn eerste zegen aan de stad en de wereld, zeggen de mensen: “Wat lijkt hij op Pius XII.” De tijd zal het leren. 13 JUN '63 | Vandaag is iedere kardinaal papabile gewordenHet is zo langzamerhand krankzinnig: uit dag- en weekbladen en in gesprekken op terrassen en in spreekkamers vallen zoveel namen van ‘papabili’ dooreen dat zelfs de negentigjarige, zieke kardinaal Morano nog een verkiesbare kandidaat lijkt. Had ‘men’ aanvankelijk een lijstje papabili van een naam of acht, waarbij men zich beperkte tot kardinalen tussen de 60 en 70 (met aan het hoofd de namen van Montini, Confalonieri en Urbani), nu begint men bovendien nog ernstig rekening te houden met de keuze van een ‘overgangspaus’ (wat men daar dan ook onder verstaat). Vandaag is iedere, maar dan ook werkelijk iedere kardinaal papabile geworden. Een kadinaal zei dan ook zeer terecht: “Als we de journalisten recht zouden doen, moesten we straks twaalf pausen kiezen en hen om de beurt laten regeren.” Rome gonst van papabili-geruchten 07 JUN '63 | Vandaag is de Paus begravenBuiten het programma der plechtigheden om droeg men de lijkbaar nog eenmaal naar buiten, en toonde men de grote Paus aan de tienduizenden die hem nog de laatste eer hadden willen bewijzen. Ontroerende momenten van aanhankelijkheid. Hij blijft in de gedachten van de mensen, die daar waren gekomen: deze Paus krijgen zij nooit meer terug, maar het vergelijken zal lang, lang duren. Getroffen hebben de Romeinen zijn testament gelezen: “Arm geboren, maar van een nederig en geëerd geslacht, ben ik heel blij arm te mogen sterven, aangezien ik alles heb uitgedeeld wat mij in handen kwam…. Aan mijn geliefde familieleden naar den bloede kan ik alleen maar een grote en zeer bijzondere zegen nalaten.” Dat vergeten de mensen nooit. Zij hebben een bladzijde uit het evangelie tot leven zien komen.
06 JUN '63 | Dat is de opgave waarvoor het Conclaaf straks gesteld wordtHet langzame sterven van paus Joannes heeft allerwegen de geesten de kans geschonken zich rijpelijk te bezinnen over het probleem van de opvolging. De publieke opinie in de katholieke kerk, de publieke opinie ook in de wereld wenst – laat het hier simpel voorgesteld mogen worden – geen andere paus meer dan deze, of, om het anders te zeggen: wenst zo’n paus terug. Dat is de opgave waarvoor het Conclaaf straks gesteld wordt. (…) Thans vraagt men, vraagt althans de overgrote meerderheid van de gelovigen, om regelrechte voortzetting van paus Joannes’ beleid. En er zijn met name twee aangelegenheden die in het bijzonder het stempel dragen van zijn persoon: het Concilie en de verhouding tussen kerk en staat in de communistische landen. 04 JUN '63 | Heel zijn leven leek een simpele voorbereiding op deze ene daadPaus Joannes zal wel op de eerste plaats de geschiedenis ingaan als de paus van het Tweede Vaticaanse Concilie. In een periode van de kerkhistorie, waarin vrijwel niemand meer dacht aan de heilzame mogelijkheden van een oecumenisch Concilie, daar het sterk gecentraliseerde bestuur een raadpleging van het wereldepiscopaat overbodig leek te hebben gemaakt, vatte paus Joannes, nauwelijks regerend, het plan op een algemene kerkvergadering te houden. Hijzelf zag het niet eens als een eigen plan; hij heeft zich in alle eenvoud, maar in niet mis te verstane termen beroepen op een goddelijke ingeving, op een teken van de hemel. Hij verraste met zijn Concilie zowel de curie, waar hij intussen veel open plaatsen had opgevuld en hoge gezagsdragers door de kardinaalshoed groter aanzien verleend, als de over de hele wereld verspreide bisschoppen. De eersten werden in het algemeen pijnlijk verrast: het straf georganiseerde ‘bureau’ vreesde, met de komst van 2500 ‘pottenkijkers’ de mogelijkheid van een ingrijpende hervorming der Romeinse congregaties, althans een drastische beperking van haar macht. De bisschoppen echter toonden zich verheugd: een kerkvergadering zou de opvatting van een door hen collegiaal te besturen kerk vaster grond verlenen. Terwijl de curie met bezorgdheid de mogelijkheid onder ogen zag dat, vanuit de periferie, op een kerkvergadering denkbeelden naar voren zouden worden gebracht die tot dan toe als ‘liberaal’ en zelfs als grenzend aan ketterij golden, rekenden de residerende bisschoppen hoopvol op het minimum van een confrontatie der opvattingen: die van een open en die van een gesloten kerk. De Paus besefte zeer wel wie hij tezamen zou brengen. Hij schrok er niet voor terug. De Geest had hem bevel gegeven. Dit was ‘een onverwachte lente’. Ondanks schier onoverkomelijke moeilijkheden – hoe het wereldepiscopaat te raadplegen? Welke keus te maken uit hun voorstellen? Hoe te vergaderen met 2500 man? – zette paus Joannes door. (…) Want heel zijn lange leven leek een simpele voorbereiding op deze ene daad: met het bijeenroepen en doen beginnen van het Concilie de katholieke kerk open te zetten: alle deuren, alle vensters. ‘Nog nooit’, zo heeft de prior van de protestantse gemeenschap in Taizé , Roger Schütz, van hem getuigd, ‘heeft hij ramen of deuren gesloten’. (….) Maar ook naar buiten zette paus Joannes de deuren en vensters open. De warme wind van Gods Geest, die van hem bezit had genomen, woei uit over de vlakten naar hen ‘die zich eveneens met de erenaam christenen sieren’. Hij bracht dooi teweeg in het nog winters klimaat dat de officiële verhouding tussen de katholieke kerk en de oecumenische beweging daarbuiten overheerste. Aan het Tweede Vaticaans Concilie gaf hij zelfs duidelijk als verderliggend (maar het van meet af aan dominerend) doel: de eenheid van alle christenen. Op zijn initiatief werd het Secretariaat voor de Eenheid ingesteld, dat onder de bezielende leiding van kardinaal Bea en Mgr. Willebrands onschatbare verdiensten voor de uiteindelijke eenheid heeft verworven. 03 JUN '63 | Toen het gebeurde, kwam het nog als een onverwachte schokEen volle week moet het geduurd hebben, dat wij wachtten op het einde, maar gaandeweg waren wij alle besef van dagen en uren verloren. En daar waren uren onder dat het ook niet meer een wachten op het einde was: met de andere anonieme honderden en duizenden onder het raam, zijn wij er soms van overtuigd geweest, dat er een wonder zou gaan gebeuren; dat hij op zou staan, onverwacht het raam openen en ons zegenen. (…) En toch, dit was het eigenaardige: niemand van ons vroeg zich af wat voor zin het had, dit lange lijden achter het raam daarboven, het lange wachten hier beneden. In de tien, twaalf talen van de radiocommuniqués, in de berichten van medeleven en gebed over heel de wereld, werd de wereld op een wonderlijke manier één gemaakt, door de gedachten aan de man van vrede in zijn stervensuur. Men bad ten slotte niet zomaar meer voor hem, maar men bad voor de vrede op aarde. Het steeds herhaalde ‘Ut unum sint’ dat hij in de ogenblikken van bewustzijn op de lippen had, zoals steeds tijdens zijn roemrijk pontificaat, werd nu althans, in deze dagen, verhoord. En het zal als gebed en vermaan lang na zijn dood in de wereld blijven klinken. 28 MEI '63 | Toestand van de Paus is ernstigerHet nieuws om twaalf uur is slecht: de toestand van de Paus is ernstiger. Weer staan wij op het Largo del Colonnato, aan de voet van het paleis. Het Romeinse verkeer dendert onafgebroken langs. Op het plein en onder de Colonnaden slenteren de honderden toeristen. De ijscoventers en krantenverkopers hebben het druk. Het rumoer van de stad moet doordringen tot achter het veertig meter hoger gelegen raam, waar het gevecht om het behoud van het leven wordt voortgezet. Karig zal het nieuws blijven, hoe de afloop ook moge zijn. Paus Joannes, die zijn eigen persoon steeds minder telde dan de Blijde Boodschap die hij hier diende te verkondigen, heeft lang tevoren er zorg voor gedragen dat zich nooit de onverkwikkelijke scènes kunnen herhalen die zich rond paus Pius XII’s hebben afgespeeld, - de pijnlijke misère van de indiscrete publicaties van een Galeazzi-Lisi. Geen fotograaf of tekenaar zal de kamer van een gestorven paus meer mogen betreden; de kamer zal verzegeld worden na het verscheiden. En zo is het goed. Het intiemste moment van het leven: de dood, zal een geheim blijven tussen de hemel en Angelo Roncalli. De mens Angelo Roncalli is in de hand van God. En in de hand van God is de Kerk wier herder niet slapen kan. 27 MEI '63 | Achter de schermen hoort men alarmerender geluidenDe berichten vandaag uit het Vaticaan spreken van een lichte verbetering van de toestand. Een medisch bulletin wordt door de professoren Gasbarini en Valdoni niet verstrekt. Zij hebben de crisis nog eenmaal weten te bezweren. Dit bericht deed de honderden mensen vanmiddag op het Sint-Pietersplein verlicht ademhalen. De knielenden sloegen een kruis, eindigden hun gebed, stonden op en gingen naar huis. (…) Maar achter de schermen hoort men vanavond alarmerender geluiden. De termen ‘hopeloos’, ‘naderend einde’, ’stervende’ hebben de overhand. Men kleedt zijn hoop op bestendiging van het kostbare leven niet meer in de begrippen van weken, maar van dagen. De hoop die nog leeft is een bovennatuurlijke; het geloof in verbetering is het geloof in de mogelijkheid van een mirakel. De katholieke wereld moet zich voorbereiden op het afscheid. (…) Hoop tegen menselijke verwachtingen in. Men wil het niet geloven: dat deze Paus, die in een tijdsbestek van viereneenhalf jaar de katholieke kerk uitzicht op grondige vernieuwing gaf, in alle christelijke kerken de hoop op eenheid versterkte, de wereld met goedheid en vrede verlichtte, maar vooral, van wie men nog zoveel goeds verwachtte, nu weggenomen zou worden. Het grote werk, waar heel zijn leven een voorbereiding voor leek, het Tweede Vaticaans Concilie, kan men zich slechts voorstellen onder zijn leiding. De vurige wens van paus Joannes (hij uitte die in december jl. tijdens een audiëntie aan vier Maleise bisschoppen, zo onthulde dezer dagen de bisschop van Penang) was en is, in leven te mogen blijven tot het einde van de tweede zittingsperiode van het Concilie. Men moet dit niet alleen zien als het (overigens normale) verlangen van een mens, die een grote zaak entameert, om deze ook tot het met succes bekroonde einde te voltooien. In die wens is de overtuiging verdisconteerd, dat dit Concilie een nauw omschreven doel had, dat de geïnspireerde bijeenroeper van de Kerkvergadering bereikt wil zien, en de wegen waarnaar hij kende. Paus Joannes heeft steeds zeer goed geweten welke tegengestelde tendensen er binnen de kerk naast elkaar bestaan, en de wijze waarop hij deze alle de vrijheid van meningsuiting liet was een zeer persoonlijke. Een opvolger kan te dien aanzien geheel andere meningen koesteren. M.a.w., de Paus wil in leven blijven voor de continuering van een beleid in welks vruchtbaarheid hij hartstochtelijk gelooft. |