Over dit project

50 jaar geleden vond het Tweede Vaticaans Concilie plaats. Een historische gebeurtenis van wereldformaat én een spannend verhaal. Zonder het Concilie is de Kerk van gisteren, vandaag en morgen niet te verstaan.

Herbeleef dag na dag het Concilie zoals het 50 jaar geleden gebeurde. Volg de actualiteit op de voet en neem deel aan het debat op Facebook.

Volgconcilie is een initiatief van het Studiecentrum Kerk en Media vzw met medewerking van

Bronnen 

We danken volgende organisaties voor hun toestemming om materialen uit hun collecties te gebruiken op VolgConcilie:

  • Aartsbisschoppelijk Archief Mechelen 
  • Bisdom Brugge
  • Braambos
  • Centrum voor Conciliestudie Vaticanum II, KU Leuven
  • Commons.wikimedia.org
  • Halewijn
  • KADOC, KU Leuven
  • Katholiek Documentatie Centrum, Radboud Universiteit Nijmegen
  • Katholische Nachrichten-Agentur, Bonn,
  • Luce
  • Omroep RKK
  • RKDocumenten.nl
  • Diverse privécollecties

We hebben getracht alle rechthebbenden op copyright te bereiken. Mochten er toch illustraties zijn opgenomen zonder voorkennis van rechthebbenden, dan worden zij verzocht contact op te nemen met de uitgever: Studiecentrum Kerk en Media vzw, Halewijnlaan 92, 2050 Antwerpen

Medewerkers 

  • Bart Benats: redactie
  • Dirk Bielen: ontwerp
  • Dries Bosschaert: redactie
  • Dirk Claes: redactie
  • Jo Cornille: redactie
  • Peter De Mey: redactie
  • Koen De Wit: ontwikkeling
  • Leo Declerck: redactie
  • Adelbert Denaux: redactie
  • Sim D’Hertefelt: coördinatie, concept & redactie
  • Siegert Dierickx: google analytics
  • Stefaan Franco: redactie
  • Erik Galle: videoarchief, audio
  • Paul Hamans: redactie
  • Kris Jacqmain: audio
  • Gerard Kruis: redactie
  • Mathijs Lamberigts: redactie
  • Michael Moras: ontwerp assistentie
  • Pieter Nolf: stuurgroep
  • Toon Osaer: stuurgroep & redactie
  • Joris Polfliet: redactie
  • Bert Pollet: motion design
  • Patricia Quaghebeur: fotoarchief
  • Karim Schelkens: wetenschappelijke leiding, redactie
  • Marleen Stas: ontwerp, testing
  • Maria ter Steeg: redactie
  • Audrey Van den Bremt: publishing
  • Ton van Eijk: redactie
  • Lieve Van Hoofstadt: stuurgroep
  • Lennie van Orsouw: fotoarchief
  • Ton van Schaik: redactie
  • Loes van Woudenberg: videoarchief
  • Peter Vande Vyvere: redactie
  • Gerrit Vanden Bosch: redactie
  • Vanessa Vanhove: stem
  • Kim Vanpuyenbroeck: audio
  • Andy Vanvoorden: ontwerp
  • Alexis Vermeylen: fotoarchief
  • Luc Vints: fotoarchief
  • Koen Vlaeminck: stuurgroep
  • Barend Weyens: motion design
  • Henk Witte: redactie

Bedankt! We hebben je bericht goed ontvangen.

Een link naar deze pagina is goed verstuurd.

Het e-mailadres is niet juist. Probeer het opnieuw.

Contact

Sorry, deze mogelijkheid is niet langer beschikbaar.

Sorry, deze mogelijkheid is niet langer beschikbaar.

Over de Kerk - Lumen gentium

Dogmatische Constitutie over de Kerk, Lumen gentium
Dogmatische Constitutie over de Kerk, Lumen gentium
De Dogmatische Constitutie over de Kerk is één van de belangrijkste documenten van het Concilie. Voor het eerst in de geschiedenis geeft de Kerk een uitgebreide beschrijving van zichzelf. Vrijwel alle Conciliedocumenten bouwen voort op de theologische fundamenten van deze tekst.

De Latijnse naam Lumen gentium, licht van de volkeren, verwijst zoals gebruikelijk is voor Vaticaanse documenten naar de eerste woorden van de tekst.

Synthese van mysterie én instituut

De Dogmatische constitutie over de Kerk is een vernieuwend document. De grootste vernieuwing bestaat eruit dat het document de benadering van de Kerk als mysterie en als instituut integreert.

Tijdens het laatste millenium heeft de Kerk vooral over zichzelf gesproken als een instituut. Door de historische omstandigheden vaak op een verdedigende en juridische manier. Een theologische beschouwing over de Kerk als geloofsmysterie werd tot het midden van de 20e eeuw niet nodig geacht.

Het is de verdienste van het Concilie dat het naast de institutionele dimensie ook de theologische en charismatische dimensie van de Kerk beschrijft. De Concilievaders vinden daarvoor inspiratie bij de Kerkvaders van de vroege Kerk en in Bijbelse beelden als volk van God en Lichaam van Christus.

Symbolisch erg belangrijk is dat de Constitutie de Kerk éérst beschrijft als mysterie en volk van God (hoofdstukken 1 en 2) en pas daarna als hiërarchisch in gerichte instelling (hoofdstukken 3 en 4).

De Dogmatische Constitutie over de Kerk telt 8 hoofdstukken. Die zijn het best te begrijpen als 4 groepen van 2 hoofdstukken.

Kerk als mysterie en volk van God (hoofdstukken 1 en 2)

Het licht van de volkeren is Christus, zegt de Constitutie in de eerste zin. Niet de Kerk wordt zo genoemd, maar wel Christus. Hij is het centrum waar alles om draait.

Eén van de sleutelbegrippen om de Kerk te verstaan, is haar sacramentaliteit. Van centraal belang is het sacrament van het doopsel als basis voor gemeenschap met God en met het volk van God.

Over de Kerk wordt gesproken in Bijbelse beelden als Lichaam van Christus, volk van God en tempel van de heilige Geest.

De Kerk van Christus is in haar volheid te vinden in de Katholieke Kerk. Maar de Constitutie vermijdt een eenvoudige gelijkstelling van de twee. De Katholieke Kerk erkent voortaan dat er elementen van heiliging en waarheid te vinden (LG8) zijn buiten haar grenzen. Zij voelt zich verbonden met de niet-katholieke christenen (LG15). Dit is een belangrijke theologische opening naar de oecumene.

Kerk als instituut en structuur (hoofdstukken 3 en 4)

Het volk van God heeft een ordening nodig om haar zending in de tijd te volbrengen. Hoofdstuk 3 bespreekt de hiërarchische ordening, waaronder de rol van de bisschoppen. Hun verhouding tot de paus wordt behandeld in het thema van de collegialiteit. De bisschoppen nemen, op grond van hun wijding, deel aan het universele bestuur van de Kerk.

Hoofdstuk 4 bespreekt voor het eerst in de geschiedenis de eigen zending van de leken. Die wordt er omschreven als de heiliging van de wereld van binnenuit.

Innerlijkheid en heiligheid als charismatische dimensie van de Kerk (hoofdstukken 5 en 6)

Alle gelovigen zijn door hun doopsel geroepen tot heiligheid en persoonlijke navolging van Christus in de huidige samenleving (hoofdstuk 5). Hoofdstuk 6 behandelt de specifieke roeping van de religieuzen. Samen bespreken deze hoofdstukken dus het antwoord van de gelovigen op de roep van de Heer uit hoofdstukken 1 en 2.

Kerk als pelgrimerende gemeenschap op weg naar voltooiing (hoofdstukken 7 en 8)

De Kerk is een pelgrimerende gemeenschap op weg naar voltooiing. Het Concilie erkent dat de Kerk nog onvolkomen is en steeds op weg naar heelheid (hoofdstuk 7).

Maria toont in haar persoon waartoe de Kerk geroepen is (hoofdstuk 8). Ze wordt daarom model van de Kerk genoemd en voorbeeld voor de concrete geloofsweg van elke christen.

Woelige receptiegeschiedenis

De Dogmatische constitutie over de Kerk kent een woelige receptiegeschiedenis. Hoofdstukken 2 en 3 hebben daarin de meeste aandacht gekregen, vaak vanuit de eenzijdige vraag wie heeft het in de Kerk voor het zeggen? Hoofdstukken 5 en 6 over de navolging van de Heer hebben veel minder aandacht gekregen. Misschien bevatten deze hoofdstukken die appelleren aan een persoonlijke, spirituele vernieuwing onvermoede kiemen voor de verdere hervorming van de Kerk.

Ontdek meer

Inhoud

Alles tonen

De Dogmatische Constitutie over de Kerk bestaat uit 69 artikels, verdeeld over 8 hoofdstukken. 

toon citaten

1 Het mysterie van de Kerk

verberg citaten

1 Het mysterie van de Kerk

1 Christus is het licht van de volkeren. Vandaar het vurig verlangen van deze heilige, in de Heilige Geest vergaderde kerkvergadering om met zijn licht dat zich op het gelaat van de Kerk weerspiegelt heel de wereld te verlichten door het evangelie te prediken aan alle schepselen (cf. Mc. 16,15). In Christus is de Kerk als het ware het sacrament, dat wil zeggen het teken en het instrument, van de innige vereniging met God en van de eenheid van heel de mensheid: daarom neemt zij zich voor om haar eigen wezen en universele zending aan al haar gelovigen en aan heel de wereld nader te verklaren, in aansluiting bij de leer van de vorige Concilies. De tijdsomstandigheden maken deze taak van de Kerk dringender dan ooit om te bereiken dat alle mensen, nu zij door velerlei sociale, technische en culturele banden hechter met elkaar verenigd zijn, ook hun volledige eenheid in Christus zullen vinden.

2 Al degenen die in Christus geloven, heeft de Vader besloten samen te roepen in de heilige Kerk, die reeds bij het begin van de wereld werd voorafgebeeld, die in de geschiedenis van het volk van Israël en door het Oude Verbond op wonderdadige wijze werd voorbereid, die in de laatste tijden werd ingesteld en door de uitstorting van de Heilige Geest werd openbaargemaakt, om op het einde der eeuwen in heerlijkheid voltooid te worden.

8 De enige Middelaar Christus heeft zijn heilige Kerk, gemeenschap van geloof, hoop en liefde, in deze wereld opgericht als een zichtbare instelling die Hij voortdurend ondersteunt en waardoor Hij aan allen genade en waarheid meedeelt. De hiërarchisch georganiseerde institutie en het mystieke lichaam van Christus, de uitwendig zichtbare groep en de geestelijke gemeenschap, de aardse Kerk en de met hemelse gaven bedeelde Kerk, mogen wij niet als twee dingen beschouwen: zij vormen integendeel één complexe werkelijkheid, samengesteld uit een menselijk en een goddelijk element. (…) Zoals Christus echter het verlossingswerk in armoede en vervolging heeft voltrokken, zo ook wordt de Kerk geroepen om dezelfde weg te betreden, teneinde de vruchten van het heil aan de mensen mee te delen. Christus Jezus, ‘die bestond in goddelijke majesteit, ... heeft zichzelf ontledigd door het bestaan van een dienstknecht op zich te nemen’ (Fil. 2,6-7) en om onzentwil ‘is Hij arm geworden, terwijl Hij rijk was’ (2 Kor. 8,9): evenzo is de Kerk, die weliswaar om haar zending te vervullen menselijke hulpmiddelen nodig heeft, niet opgericht om aardse glorie na te streven, maar om de nederigheid en de onthechting ook door haar voorbeeld te verspreiden. Christus werd door de Vader gezonden ‘om aan de armen de blijde boodschap te brengen,... de verdrukte harten te genezen’ (Lc. 4,18), ‘om te zoeken en te redden wat verloren was’ (Lc. 19,10): evenzo omringt de Kerk met liefde al degenen die door menselijke zwakheid getroffen zijn; meer nog, in de armen en lijdenden erkent zij het evenbeeld van haar arme en lijdende Stichter; zij spant zich in om hun ellende te lenigen en Christus zelf is het die zij in hen wil dienen. Terwijl Christus echter ‘heilig, schuldeloos en onbesmet’ was (Heb. 7,26), de zonde niet kende (cf. 2Kor. 5,21), doch alleen de misdaden van zijn volk kwam uitboeten (cf. Heb. 2,17), omvat de Kerk integendeel zondaars in haar eigen schoot en, terzelfder tijd heilig en altijd tot uitzuivering geroepen, streeft zij onophoudelijk de boetvaardigheid en de levensvernieuwing na.

toon citaten

2 Het volk van God

verberg citaten

2 Het volk van God

9 Voorzeker is in alle tijden en bij alle volkeren een ieder die de Heer vreest en de gerechtigheid beoefent aan God welgevallig (cf. Hand. 10,35). Niettemin heeft het Hem behaagd de mensen geenszins afzonderlijk, zonder enig onderling verband, te heiligen en te redden, maar hen tot een volk te verenigen dat Hem naar waarheid zou erkennen en in heiligheid zou dienen. Daarom heeft Hij het volk van Israël tot zijn volk verkoren, er een verbond mee gesloten en het geleidelijk onderwezen; in de geschiedenis van dat volk heeft Hij zichzelf en zijn wilsbesluit kenbaar gemaakt en heeft Hij het aan zich toegewijd. Dit alles echter is geschied tot voorbereiding en voorafbeelding van het nieuwe en volmaakte verbond dat in Christus zou worden afgesloten en van de vollediger openbaring die het mensgeworden Woord van God zelf zou brengen. (…) Het Hoofd van dit messiaanse volk is Christus, ‘die overgeleverd is om onze misslagen en opgewekt om onze rechtvaardiging’ (Rom. 4,25) en thans, nu Hij de naam gekregen heeft die boven alle namen is, glorierijk in de hemel regeert. Zijn levensvorm is de waardigheid en de vrijheid van de kinderen van God, in wier hart de Heilige Geest als in een tempel woont. Zijn wet is het nieuwe gebod om te beminnen zoals Christus zelf ons heeft liefgehad (cf. Joh. 13,34). Zijn einddoel tenslotte is het koninkrijk van God, dat door God zelf op aarde is begonnen en zich verder moet verspreiden: op het einde der eeuwen zal Hijzelf het voltooien, wanneer Christus, ons leven, verschijnen zal (cf. Kol. 3,4) en ‘ook de schepping van de slavernij der vergankelijkheid verlost zal worden en zal delen in de glorierijke vrijheid van de kinderen Gods’ (Rom. 8,21). Daarom ook is dit messiaanse volk, hoewel het alle mensen nog niet metterdaad omvat en niet zelden voorkomt als een kleine kudde, niettemin voor geheel het menselijk geslacht de krachtigste kiem van eenheid, hoop en heil. Christus heeft het opgericht als gemeenschap van leven, liefde en waarheid; Hij wendt het tevens aan als werktuig voor algemene verlossing en zendt het als licht van de wereld en zout van de aarde (cf. Mt. 5,13-16) naar heel de wereld uit. (…) God heeft de vergadering van hen die gelovend naar Christus opzien als naar de bewerker van het heil en het beginsel van eenheid en vrede samengeroepen en tot de Kerk gemaakt, om voor allen en ieder afzonderlijk het zichtbare sacrament te zijn van deze heil brengende eenheid. Tot alle streken breidt zij zich uit, in de geschiedenis van de mensen treedt zij binnen en toch blijft zij tevens boven de tijden en de grenzen van de volkeren verheven. Dwars door de beproevingen en de wederwaardigheden heen schrijdt zij voort, gesterkt door de kracht van Gods genade, die haar door de Heer werd beloofd. Zo is zij bij machte om in de zwakheid van het vlees van de oprechte trouw niet af te wijken, maar de waardige bruid van haar Heer te blijven. Dank zij de werking van de Heilige Geest houdt zij niet op zichzelf te vernieuwen, tot zij door het kruis het licht bereikt dat geen ondergang meer kent.

10 Christus, de Heer en Hogepriester, uit de mensen genomen (cf. Heb. 5,1-5), heeft het nieuwe volk ‘gemaakt tot een koninkrijk van priesters voor zijn God en Vader’ (Apok. 1,6; 5,9-10). De gedoopten immers zijn door de wedergeboorte en de zalving van de Heilige Geest tot een geestelijke woonstede en een heilig priesterschap gewijd, om door alle werken van de christenmens geestelijke offers op te dragen en de wonderdaden te verkondigen van Hem die hen uit de duisternis naar zijn wonderbaar licht heeft geroepen (cf. 1Petr. 2,4-10). Daarom dienen alle leerlingen van Christus, volhardend in het gebed en samen God lof toezingend (cf. Hand. 2,42-47), zichzelf als een levende, heilige en aan God welgevallige offergave aan te bieden (cf. Rom. 12,1). Overal ter wereld moeten zij voor Christus getuigenis afleggen en tot verantwoording bereid zijn tegenover degenen die hun rekenschap vragen van hun hoop op eeuwig leven (cf. 1Petr. 3,15). Het algemeen priesterschap van de gelovigen en het ambtelijk of hiërarchisch priesterschap zijn weliswaar uiteraard en niet alleen naar rangorde van elkaar verschillend. Doch ze zijn op elkaar aangewezen en het ene zowel als het andere heeft op zijn bijzondere wijze aan Christus’ priesterschap deel.

12 Ook aan de profetische taak van Christus heeft het geheiligde volk van God deel. Vooral door het geloof en de liefde te beleven, verspreidt het zijn levend getuigenis en als dankoffer brengt het aan God de vrucht van de lippen die zijn naam prijzen (cf. Heb. 13,15). Het geheel van de gelovigen die de zalving van de Heilige ontvangen (cf. Joh. 2,20.27), kan in het geloof niet dwalen en deze bijzondere eigenschap brengt het door de bovennatuurlijke geloofszin van het hele volk tot uiting, wanneer het ‘vanaf de bisschoppen tot en met de laatste lekengelovigen’ inzake geloof en zeden zijn algemene overeenstemming doet blijken. Die geloofszin immers wordt door de Geest van waarheid opgewekt en ondersteund.

13 Tot deze katholieke eenheid van het volk van God, waardoor de wereldvrede wordt voorafgebeeld en bevorderd, zijn dus alle mensen geroepen. Op verscheidene wijzen behoren daartoe of zijn daarop gericht zowel de gelovige katholieken als de anderen die in Christus geloven, en tenslotte zelfs alle mensen zonder uitzondering, door Gods genade tot het heil geroepen.

toon citaten

3 Over de hiërarchische inrichting van de Kerk, en in het bijzonder over het bisschopsambt

verberg citaten

3 Over de hiërarchische inrichting van de Kerk, en in het bijzonder over het bisschopsambt

18 Om het volk van God te weiden en steeds verder uit te breiden, heeft Christus, de Heer, in de Kerk verscheidene ambten ingesteld, die op het welzijn van het gehele lichaam zijn gericht. De bedienaars immers staan krachtens de gewijde macht waarover zij beschikken in dienst van hun broeders, opdat allen die tot het volk van God behoren en daardoor de echte christelijke waardigheid bezitten, door vrije en geordende samenwerking voor hetzelfde doel, de zaligheid zouden bereiken. Deze heilige kerkvergadering, in de voetstappen tredend van het Eerste Vaticaans Concilie en zich daarbij aansluitend, leert en verklaart, dat Jezus Christus, de eeuwige Herder, de heilige Kerk gesticht heeft door zijn apostelen te zenden zoals Hijzelf door de Vader gezonden was (cf. Joh. 20,21); Hij is het die gewild heeft dat hun opvolgers, namelijk de bisschoppen, tot aan de voleinding der tijden de herders van zijn Kerk zouden zijn. Maar om het episcopaat één en onverdeeld te bewaren, heeft Hij de heilige Petrus aan het hoofd van de andere apostelen gesteld en in hem het blijvend en zichtbaar beginsel en fundament van de eenheid in geloof en gemeenschap vastgelegd.

21 De heilige kerkvergadering leert dat door de bisschopswijding de volheid van het wijdingssacrament verleend wordt, een volheid die met name in de liturgische traditie van de Kerk en door de mond van de heilige vaders het hogepriesterschap en de samenvatting van het gewijde ambt wordt genoemd. De bisschopswijding geeft, samen met de heiligingsmacht, ook het leergezag en de bestuursmacht, die nochtans uiteraard alleen in de hiërarchische gemeenschap met het hoofd en de leden van het college kunnen worden uitgeoefend.

22 Zoals door de instelling van de Heer de heilige Petrus en de overige apostelen één apostolisch college vormen, zo zijn op gelijksoortige wijze de paus van Rome, de opvolger van Petrus, en de bisschoppen, de opvolgers van de apostelen, met elkaar verbonden. Op de collegiale aard en opvatting van de orde van de bisschoppen duidt reeds de oeroude kerktucht, krachtens welke de over de gehele wereld aangestelde bisschoppen met elkaar en met de bisschop van Rome in een band van eenheid, liefde en vrede gemeenschap onderhielden, evenals de bijeenroeping van concilies, waarin zij gezamenlijk over de meer belangrijke vraagstukken beslisten, waarbij de eindbeslissing tot stand kwam door een afwegen van de raad van velen.

28 Christus, door de Vader geheiligd en in de wereld gezonden (cf. Joh. 10,36), heeft door zijn apostelen hun opvolgers – namelijk de bisschoppen – aan zijn wijding en zending deelachtig gemaakt. De bisschoppen nu hebben hun diensttaak in verschillende graad aan verschillende personen in de Kerk op wettige wijze doorgegeven. Zo wordt het door God ingestelde kerkelijk ambt in verscheidene wijdingsorden uitgeoefend door degenen die reeds van oudsher als bisschoppen, priesters en diakens bekend staan. (…) De priesters, ijverige medewerkers van de orde van de bisschoppen waarvan zij de hulp en het instrument zijn, geroepen om het volk van God te dienen, vormen met hun bisschop één enkel presbyterium, met verschillende functies belast. In alle plaatselijke groepen van gelovigen stellen zij de bisschop, waarmee zij in vertrouwen en grootmoedigheid verbonden zijn, als het ware aanwezig en zij nemen voor hun deel zijn taken en zijn zorgen over om ze in de dagelijkse dienst uit te voeren. (…) De gemeenschappelijke heilige wijding en zending verbindt alle priesters onder elkaar in een band van innige broederlijkheid, die spontaan en vrij tot uiting dient te komen in wederzijds dienstbetoon, zowel geestelijk als materieel, zowel pastoraal als persoonlijk, in samenkomsten en in gemeenschap van leven, in werken en in onderlinge liefde.

toon citaten

4 De leken

verberg citaten

4 De leken

31 Onder de naam leken verstaan wij hier alle christengelovigen buiten de leden van de gewijde orde en wie in de religieuze staat erkend is; de christengelovigen namelijk die, door het doopsel in Christus ingelijfd, tot volk van God opgericht en aan het priesterlijk, profetisch en koninklijk ambt van Christus op de hun eigen wijze deelachtig zijn en dientengevolge voor hun deel de zending van het hele christenvolk in de Kerk en in de wereld uitoefenen. De leken is een seculiere karaktertrek bijzonder eigen. (…) De eigen roeping van de leken ligt hierin, dat zij het rijk van God zoeken juist door de tijdelijke aangelegenheden te behartigen en volgens de wil van God te regelen. Zij leven in de wereld, met name in alle mogelijke wereldlijke beroepen en werken, in de gewone levensomstandigheden van familie en maatschappij: hun bestaan zelf is daarvan als het ware doorweven. Dáár zijn zij door God geroepen, om door het vervullen van hun eigen opdracht, bezield met de geest van het evangelie, bij wijze van zuurdeeg als het ware van binnen uit tot de heiliging van de wereld bij te dragen.

36 De gelovigen moeten dus de diepste aard van heel de schepping, haar waarde en haar gerichtheid naar de lof van God erkennen en ook door hun werkzaamheid op het vlak van de wereld elkaar tot heiliger leven behulpzaam zijn, zodat de wereld, doordrenkt met de Geest van Christus, in gerechtigheid, liefde en vrede haar einddoel doelmatiger zou bereiken. Bij de universele vervulling van deze opdracht komt de voornaamste plaats aan de leken toe. Door hun competentie in de profane vakken en door hun activiteit, die dankzij de genade van Christus inwendig veredeld wordt, dragen zij er krachtig toe bij om de geschapen waarden volgens de beschikking van de Schepper en in het licht van zijn woord te ontwikkelen, door hun menselijke arbeid, hun technische vaardigheid, hun cultuur, tot nut van volstrekt alle mensen. (…) Zo zal Christus door de leden van zijn Kerk heel de mensenmaatschappij steeds meer met zijn heilbrengend licht doorstralen. Door hun krachten samen te bundelen, zullen de leken bovendien de instellingen en levensomstandigheden van de wereld (daar waar ze tot zonde aanleiding geven) op zo’n wijze gezond maken, dat ze meer in overeenstemming zijn met wat rechtvaardig is en vergemakkelijken dat de deugden beleefd worden. Door zo te handelen zullen zij de cultuur en de menselijke activiteiten doordringen met morele waarde. Op die wijze zullen zij tevens de akker van de wereld voor het zaad van het woord van God ontvankelijk maken en voor de Kerk de poorten wijder openstellen, waardoor de boodschap van vrede in de wereld kan binnentreden.

toon citaten

5 De algemene roeping tot heiligheid in de Kerk

verberg citaten

5 De algemene roeping tot heiligheid in de Kerk

40 De goddelijke Leraar en het Toonbeeld van alle volmaaktheid, de Heer Jezus, heeft aan al zijn leerlingen zonder uitzondering, tot welke staat ze ook behoren, de levensheiligheid voorgeschreven waarvan Hijzelf de oorsprong en tevens de voltrekker is: ‘Weest dus volmaakt, zoals uw Vader in de hemel volmaakt is’ (Mt. 5,48). Tot allen immers heeft Hij de Heilige Geest gezonden, die hen van binnen uit beweegt om God te beminnen met geheel hun hart, geheel hun ziel, geheel hun verstand en geheel hun kracht (cf. Mc. 12,30) en elkaar te beminnen zoals Christus hen heeft liefgehad (cf. Joh. 13,34 en 15,12). (…) Voor iedereen is het bijgevolg duidelijk dat alle christengelovigen, tot welke stand of staat zij ook behoren, tot de volheid van het christelijk leven en de volmaaktheid van de liefde geroepen zijn. Zelfs in de aardse samenleving bevordert deze heiligheid een meer menswaardige leefwijze.

toon citaten

6 De religieuzen

verberg citaten

6 De religieuzen

43 Met inachtneming van de goddelijke en hiërarchische instelling van de Kerk kan men deze levensstaat niet beschouwen als een tussenvorm tussen de geestelijkheid en de lekenstand, doch van beide kanten uit worden sommige gelovigen door God geroepen om in het leven van de Kerk over een bijzondere gave te beschikken en, elk op zijn wijze, de heilszending van de Kerk ten nutte te zijn.

44 Zo verschijnt de professie van de evangelische raden als een teken dat alle leden van de Kerk krachtig kan en moet aantrekken om de plichten van hun christelijke roeping met ijver na te komen. Daar het volk van God immers hier op aarde geen blijvende woonplaats heeft, maar naar de toekomstige optrekt, is de religieuze staat, die zijn volgelingen van de aardse bekommernis bevrijdt, bij machte om aan al de gelovigen de hemelse goederen die reeds in deze tijd aanwezig zijn duidelijker aan te tonen, getuigenis af te leggen van het nieuwe en eeuwige leven dat Christus voor ons verworven heeft en de toekomstige verrijzenis in de heerlijkheid van het hemelse rijk aan te kondigen. Deze zelfde staat is bovendien een meer onmiddellijke navolging en een altijddurende uitbeelding in de Kerk van de levensvorm die de Zoon van God heeft aangenomen, toen Hij in de wereld kwam om de wil van de Vader te volbrengen, en die Hij aan de leerlingen die Hem volgden, heeft voorgehouden.

46 De religieuzen moeten er met zorg op letten dat de Kerk juist door hen steeds waarachtiger en duidelijker aan gelovigen en ongelovigen Christus laat zien zoals Hij de berg beklimt om te bidden, zoals Hij aan de menigten het rijk van God verkondigt, zieken en gewonden geneest en zondaars tot een deugdzaam leven bekeert, of de kinderen zegent en iedereen weldoet, daarbij steeds gehoorzamend aan de wil van de Vader die Hem zond.

toon citaten

7 Het eschatologisch karakter van de pelgrimerende Kerk en haar eenheid met de Kerk in de hemel

verberg citaten

7 Het eschatologisch karakter van de pelgrimerende Kerk en haar eenheid met de Kerk in de hemel

50 Zoals de christelijke gemeenschapsgeest tussen de aardse pelgrims ons dichter bij Christus brengt, evenzo verbindt onze band met de heiligen ons met Christus, van wie alle genade en het leven van het volk van God zelf als uit hun bron en oorsprong voortvloeien. Daarom ook betaamt het ten zeerste dat wij deze vrienden en mede-erfgenamen van Jezus Christus ook als onze broeders en onze rijke weldoeners beminnen, aan God voor hen de verschuldigde dank zouden betuigen, hen smekend zouden aanroepen en tot hun gebed, bijstand en hulp onze toevlucht zouden nemen. (…) Bij de viering van het eucharistisch offer worden wij op de innigste wijze met de eredienst van de hemelse Kerk verenigd, terwijl wij in de gemeenschap de gedachtenis eren vooreerst van de glorierijke Maria altijd maagd, en ook van de heilige Jozef en de heilige apostelen en martelaren en van alle heiligen.

toon citaten

8 De Heilige Maagd en Moeder Gods Maria in het mysterie van Christus en de Kerk

verberg citaten

8 De Heilige Maagd en Moeder Gods Maria in het mysterie van Christus en de Kerk

53 Maria is ‘ten volle moeder van de ledematen (van Christus) ... omdat zij door haar liefde heeft meegewerkt aan het ter wereld brengen in de Kerk van de gelovigen, die van dit Hoofd de ledematen zijn’. Daarom ook wordt zij begroet als een boven allen uitmuntend en heel uitzonderlijk lid van de Kerk, als haar type en voortreffelijk voorbeeld in het geloof en de liefde; en de Kerk, door de Heilige Geest onderwezen, omringt haar met kinderlijke en vrome gehechtheid als een zeer liefhebbende moeder.

62 Met moederlijke liefde draagt zij zorg voor de broeders van haar Zoon die nog op pelgrimstocht zijn en in gevaren en angsten verkeren, totdat zij het gezegend vaderland bereiken. Daarom wordt de heilige maagd door de Kerk aangeroepen onder de titels van voorspreekster, helpster, toevlucht, middelares. Dit wordt echter zo verstaan dat daardoor aan de waardigheid en werkdadigheid van Christus, de enige Middelaar, niets wordt afgedaan, niets wordt toegevoegd. Geen enkel schepsel immers kan met het mensgeworden Woord en de Verlosser ooit op één lijn worden gesteld.

63 Door de gave en de taak van het goddelijk moederschap dat haar met haar Zoon, de Verlosser, verenigt, en door haar heel bijzondere genaden en opdrachten is de heilige maagd ook met de Kerk innig verbonden: de moeder van God is het model van de Kerk, zoals de heilige Ambrosius reeds leerde, met name in de orde van het geloof, de liefde en de volmaakte eenheid met Christus.

64 Nu echter wordt de Kerk, die de verborgen heiligheid van Maria beschouwt, haar liefde navolgt en de wil van de Vader getrouw volbrengt, ook zelf moeder door het woord van God met getrouwheid op te nemen: door de prediking en het doopsel immers brengt zij zonen ter wereld, van de Heilige Geest ontvangen en uit God geboren, voor een nieuw en onsterfelijk leven. Ook zij is maagd: zij behoudt haar trouw aan de bruidegom gaaf en zuiver en in navolging van de moeder van haar Heer bewaart zij op maagdelijke wijze, door de kracht van de Heilige Geest, het ongerept geloof, de standvastige hoop en de oprechte liefde.

69 Laten alle gelovigen de moeder van God en de moeder van de mensen dringend erom smeken, dat zij, die de beginnende Kerk met haar gebed heeft bijgestaan, ook nu zij in de hemel boven alle gelukzaligen en engelen verheven is, in de gemeenschap van alle heiligen bij haar Zoon ten beste zal spreken, totdat alle volkerenfamilies, zowel zij die de erenaam van christenen dragen als zij die hun Verlosser nog niet kennen, in vrede en eensgezindheid tot een enkel volk van God gelukkig verenigd worden, tot glorie van de allerheiligste en onverdeelde Drievuldigheid.