Van 12 tot 15 november debatteren de Concilievaders over de rol van nationale bisschoppenconferenties in het bestuur van de Kerk. Een belangrijke kwestie. Want het zijn vooral de bisschoppenconferenties die de besluiten van het Concilie in de praktijk zullen moeten brengen én garanderen dat ze vertaald worden naar de lokale noden en cultuur.
Vooral de omschrijving van de precieze juridische macht van de bisschoppenconferenties verdeelt de Concilievaders. Moeten beslissingen van een bisschoppenconferentie genomen met een tweederde meerderheid bindend zijn? Of moet die beslissingsmacht beperkt worden, of zelfs helemaal vermeden door alleen moreel gezag toe te kennen aan de bisschoppenconferenties?
Schema opteert voor minimale invulling
Mgr. Carli, een vertegenwoordiger van de conciliaire minderheid, stelt het hoofdstuk over de bisschoppenconferenties voor. De kleine groep die de tekst heeft voorbereid, heeft duidelijk gekozen voor een minimale macht van de bisschoppenconferenties. De monarchische macht van de bisschop in zijn bisdom wordt maximaal beschermd.
Meerderheid is verdeeld
De Conciliaire meerderheid die tot dusver gewonnen was voor collegialiteit, blijkt nu verdeeld. De Franse bisschoppen zijn in het algemeen gewonnen voor juridisch bindende macht. Daarentegen wil de Duitse kardinaal Frings juridisch bindende beslissingen tot een minimum beperken. Hij getuigt over de goede ervaringen binnen de Duitse nationale bisschoppenconferentie die sinds 1847 louter moreel gezag uitoefent.
Bisschoppenconferenties zijn instrument van verscheidenheid
De Indiase aartsbisschop van Bhopal, Eugene D’Souza, onderlijnt in naam van 22 missiebisschoppen het belang van bisschoppenconferenties. Alleen zo kan er ruimte gegeven worden aan de noodzakelijke verscheidenheid waaraan de Kerk niet kan ontkomen omwille van de veelheid aan culturen waarin ze met mensen op weg gaat. Indien Christus werkelijk mens moet worden in landen die zo verschillend zijn als bijvoorbeeld India, de Verenigde Staten, Congo, Polen en Ecuador, is het toch niet mogelijk overal dezelfde stereotype vormen toe te passen, zo stelt hij.
Nergens beter dan in de missie zien wij de dringende noodzaak van aanpassing. Bijvoorbeeld de liturgie van de Romeinse ritus, hoe mooi en hoe rijk ook, is en blijft vreemd aan landen die een heel andere cultuur hebben. En wie is er meer competent om haar aan te passen dan juist de bisschoppenconferentie, met behulp van ervaren mensen uit dat land zelf?
De verscheidenheid in de wereld maakt gezaghebbende bisschoppenconferenties wenselijk.
De bisschoppenconferenties moeten nieuwe vormen zoeken om het evangelie van Christus en het fundamentele sacrament, dat de Kerk is, gestalte te geven bij ieder volk en in iedere cultuur.
D’Souza is zich bewust van de terughoudendheid van heel wat bisschoppen tegenover zulke nieuwe overlegvormen omdat die ook nieuwe machtspolen kunnen worden of ontsporen in bureaucratie. Juist daarom moet er een duidelijk kader geschapen worden dat de daadkracht van de bisschoppenconferenties niet verlamt. Zelf doet hij een aantal concrete werkingsvoorstellen.
Spreken zonder beslissingsmacht is dodelijk voor elke dialoog
Opvallend punt in dit debat: de Oosterse Kerken steunen de voorstellen voor sterke bisschoppenconferenties. Zij kennen van oudsher een sterke nadruk op een synodaal bestuursmodel, iets wat in de centraliserende westerse vormgeving van de Katholieke Kerk grotendeels teloorgegaan is.
De Grieks-Melkitische Patriarchale vicaris in Egypte, Elias Zoghby, wijst dit aan als een groeipunt. Bovendien wijst hij er op dat het om meer dan een overlegstructuur moet gaan: spreken zonder beslissingskracht is dodelijk voor elke dialoog. Een ander heikel punt is dat de Romeinse Congregaties niet alle macht naar zich mogen toehalen. Zoniet valt men terug in de oude stijl waarin bijvoorbeeld de Congregatie voor de Oosterse Kerken alle reële macht naar zich toehaalt en de rol opeist van een pseudo-patriarchaat.
Meer weten: Conciliedagboek van Yves Congar